integrale benadering microverontreiniging in internationaal beleid
 
Vanaf de 90-er jaren wordt door de internationale gemeenschap (VN en EU) de overgang naar een integraal discipline- en sectoroverstijgend beleid gestimuleerd. Hieronder wordt de invulling van dit beleid in, voor microverontreiniging relevante, beleidsstukken van VN en EU beknopt beschreven. Zie hier een schema waarin de integrale benadering met de sectorale benadering wordt vergeleken.
 

VN - Agenda 21 (1992)

In 1992 zijn 190 landen overeengekomen een “dynamische, interactieve, iteratieve en multi-sectorale benadering” voor het waterbeheer te bevorderen, waarbij technische, sociaal-economische, milieutechnische en gezondheidsoverwegingen worden geïntegreerd (hst. 18.9.a). Het beheer van water en land zal bij voorkeur (deel)stroomgebiedsgewijs ontwikkeld en uitgevoerd worden (18.9). Dit met volledige deelname van het publiek, inclusief vrouwen en jongeren, aan de beleids- en besluitvorming (18.9.c).
 
Het risicobeheer van stoffen wordt breed-georiënteerd, gebaseerd op de volledige levenscyclus van stoffen (19.44). Wetenschappelijke samenwerking wordt verbeterd door het bevorderen van interdisciplinaire onderzoeksprogramma’s en -activiteiten (36.6.e). Hieronder valt integraal fysisch, economisch en sociaal onderzoek naar oorzaken, gevolgen en aanpak van milieuschade en -herstel (35.9.a en 35.11.c, k).
 
Milieu- en ontwikkelingsconcepten worden in alle educatieve programma’s geïntegreerd, met nadruk ook in bijscholing van beleidsmakers. Nieuwe partnerschappen worden gevormd tussen sectoren en landen voor kennisuitwisseling (36.4.d en 36.5.i).


EU

 - EU-verdrag  

Sinds de 70-er jaren van de 20e eeuw wordt het milieubeleid op Europese schaal uitgewerkt. In het verdrag van de oprichting van de Europese Gemeenschap berust het milieubeleid op de volgende beginselen: voorzorg, preventie, bestrijding van vervuiling aan de bron en “de vervuiler betaalt” (oorspronkelijk art. 130 R lid 2; tegenwoordig art. 174).

- Richtlijn 96/61/EG geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging  

De Europese Commissie is zich ervan bewust dat afzonderlijke initiatieven ter bestrijding van emissies in de lucht, het water of de bodem ertoe kunnen leiden dat verontreiniging van het ene milieucompartiment naar het andere wordt overgeheveld, in plaats dat het milieu in zijn geheel wordt beschermd (Overweging 7). Men kiest voor een integrale aanpak van verontreiniging: met het doel een hoog beschermingsniveau voor het milieu in zijn geheel te bereiken, dienen gelijktijdig emissies naar lucht, water en bodem, beperkt te worden, ook op lange afstand (O. 8). Een geïntegreerde aanpak van verontreiniging draagt volgens de Commissie bij aan duurzame ontwikkeling (O. 9).
 
NB Deze richtlijn is voornamelijk gericht op industriële (punt)bronnen (“industriële installaties”), en behoeft eigenlijk aanpassing opdat diffuse bronnen van huishoudelijke oorsprong (rioolwaterzuiveringsinstallaties, rioollekkages, overstorten, en vast afval) expliciet onder de richtlijn vallen. Wat betreft huishoudelijke micro-verontreinigingen: persistente en bio-accumulerende toxische organische stoffen vallen wel nadrukkelijk onder deze richtlijn.

- Richtlijn 2000/60/EG Kaderrichtlijn Water (KRW, Water Framework Directive, WFD) 
 
De Europese Commisie spreekt zich in de KRW (opnieuw) uit voor een geïntegreerd (grond)waterbeleid binnen een stroomgebied (O. 7, 9, 35). Alsmede voor verdere integratie van de bescherming en het duurzame beheer van water in andere beleidsterreinen, zoals het energie-, het vervoer-, het landbouw-, het visserij-, het regionale en het toeristische beleid (O. 16). Ook wordt herhaald dat verontreiniging aan de bron bestreden dient te worden (O. 40) en actieve participatie van alle betrokken partijen bij de uitvoering van deze richtlijn van belang is (art. 14.1).

- Richtlijn 1907/2006/EG inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)

Deze richtlijn is gebaseerd op het voorzorgsbeginsel (Art. 1.3.). Alle actoren in de “toeleveringsketen: fabrikanten, importeurs en downstreamgebruikers” (in Overweging 58 ook “verantwoordelijkheidsketen” genoemd) dienen met zoveel verantwoordelijkheidsgevoel en zorg stoffen te produceren, te importeren, te gebruiken of op de markt te brengen als nodig is om ervoor te zorgen dat de menselijke gezondheid en het milieu niet worden geschaad (O.16).

Risicobeheersmaatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat gedurende de hele levenscyclus (bij het produceren, op de markt brengen, het toepassen, bij lozingen, emissies en bij verliezen van stoffen) de blootstelling onder de drempel ligt, waarboven nadelige effecten kunnen optreden (O. 70).