Nederland voert zijn schapen aan de wolf
Deze tekst is op 8 november 2018 gepubliceerd in het Dagblad van het Noorden

Door Margarita Amador en Alfons Uijtewaal*

Wanneer je wilde dieren zoals de wolf voert, wen je ze aan mensen. Dat is wat in Nederland gebeurt. Iedere wolf die dit land binnenwandelt krijgt schapen op een dienblaadje aangereikt. Omdat deze dieren hier doorgaans achter enkele stroomdraadjes grazen is Nederland een luilekkerland voor de wolf. Dit vergroot de kans dat wolven zich in schapen gaan specialiseren. Maatregelen zijn dan minder effectief. Het vernieuwde interprovinciale wolvenplan verandert daar weinig aan. Hoe langer gewacht wordt met collectieve preventie hoe groter de problemen worden, ten koste van boer en wolf.

Vanuit Duitsland komen voortdurend jonge wolven de grens over op zoek naar een geschikt leefgebied (territorium) en partner. Onderweg doden deze “zwerfwolven” gemakkelijke prooien zoals schapen. In Nederland zijn afgelopen jaren honderden schapen van tientallen schapenhouders door zwerfwolven gedood. Nederland heeft de Duitse plannen voor wolfsmanagement overgenomen. In het buurland zagen we afgelopen jaren, tegelijk met de opmars van de wolf in westelijke richting, een golf van wolfsaanvallen op kleinvee en ophef daarover bij boeren onze kant opkomen. Ook in Duitsland loopt men met het beleid dus achter de feiten aan. Een reden daarvoor is de beperkte kennis van in ons gecultiveerd landschap terugkerende wilde dieren. Daarnaast zijn beleidsmedewerkers niet altijd voldoende op de hoogte van de meest recente vakliteratuur. Zo wordt er nog vanuit gegaan dat volwassen wolven zich bij hoge uitzondering aan schapen vergrijpen. Wolven die van jongs af kleinvee hebben leren eten kunnen echter hun leven lang kleinvee op het menu houden. Meerdere onderzoeken laten zien dat wolven zich in kleinvee kunnen specialiseren, ook als er voldoende natuurlijke prooidieren beschikbaar zijn. Wolfwerende maatregelen weerhouden deze specialisten niet. Een internationale onderzoeksgroep met Nederlandse bioloog Diederik van Liere concludeerde dat 145 cm hoge schrikdraadnetten, kuddewaakhonden, ezels, geluiden, licht en geur, bij deze dieren niet meer effectief waren.

Wanneer volwassen wolven geen schapen grijpen is dat mede door de inspanning van schapenhouders. De Oost-Duitse schapenhouder Frank Neumann werd begin deze eeuw als eerste Duitse boer slachtoffer van de wolf. Hij raakte in korte tijd tientallen schapen kwijt. Met flexinetten en kuddewaakhonden heeft hij de wolven geleerd van schapen af te blijven. Hij ontdekte vervolgens dat “zijn” lokale territoriale wolven jonge zwerfwolven op afstand houden. Nu stelt Neumann zelfs dat territoriale wolven de schapenhouder daardoor een dienst bewijzen.

Schapenhouders in de Spaanse Sierra de Culebra bevestigen dit. In hun wildrijke streek is de wolf nooit weggeweest en is de wolvendichtheid het grootst van Europa. Dankzij de schapenhouders zijn er zelden conflicten tussen mens en wolf. Men heeft voldoende kuddebewakingshonden (zo’n acht honden per duizend schapen), de hele dag blijft een herder bij de kudde, en men zet ze ’s nachts op stal. Lokale wolven leren hier van jongs af van schapen af te blijven. Ook deze schapenhouders zien voordelen van wolven: ze houden andere predatoren bij de schapen weg en houden concurrenten van het schaap, zoals konijn, ree en edelhert, onder toom.

Hiervan valt te leren dat we het de wolf niet te gemakkelijk moeten maken, zoals momenteel in Duitsland en Nederland gebeurt. Volgens het interprovinciale wolvenplan worden vanaf 2019 preventieve maatregelen pas vereist en (enkel bij beroepsdierhouders) deels vergoed wanneer de veehouderij binnen een wolventerritorium ligt. Zwerfwolven die ook kleinvee doden worden hierdoor in het beleid genegeerd. Hoe komt het dat de overheid kiest voor maatregelen tegen wolven die minder schade veroorzaken? Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste, zijn managementplannen gebaseerd op onderzoek aan volwassen wolven. Jonge wolven, die hun ouderlijke roedel verlaten en gaan zwerven, werden tot op heden nauwelijks onderzocht. Ten tweede, is het beleid gericht op de definitieve vestiging van wolven in een gebied. Met dit reactieve beleid wordt het paard achter de wagen gespannen. Jonge zwerfwolven leren hierdoor schapenvlees te waarderen. Ze zullen dat later aan hun jongen doorgeven en de nabijheid van mensen blijven zoeken. Kleinveeboeren die niet in een wolventerritorium gevestigd zijn, blijven last houden van deze zwerfwolven. Preventie en niet te vergoeden schade zullen zij zelf moeten bekostigen.

Concluderend, niet alleen de kleinveehouders binnen een wolvengebied, maar alle Nederlandse (en Duitse) kleinveehouders, beroeps en hobby, zullen door de overheid gefaciliteerde maatregelen moeten nemen. Boeren die niet meedoen omdat ze buiten wolvengebied liggen of er de noodzaak niet van inzien zetten jonge zwerfwolven nog steeds aan tot het doden van kleinvee. Hier ligt ook een belangrijke rol voor de sector zelf. Het is goed te beseffen dat preventieve maatregelen tegelijk schade en overlast door honden en vossen tegengaan.


*De auteurs zijn medewerkers van Stichting Huize Aarde. Zij hebben studiereizen ondernomen door Oost-Duitsland, waar de wolf enkele decennia geleden de opmars richting West Europa ondernam, en door Noord Spanje waar de wolf en andere grote dieren nooit uit het landschap verdwenen. Ook waren zij initiatiefnemers van een Duits-Nederlands Interreg samenwerkingsproject rond de terugkeer van de wolf.