Wilde dieren in het landschap: meer baten dan kosten?
Een verkorte versie van deze tekst is gepubliceerd in de Stentor van 18 november 2018: Een levende wolf brengt meer op dan een dode

Door Alfons Uijtewaal en Margarita Amador*

Mede als gevolg van de Europese wetgeving krijgt heel Nederland in toenemende mate te maken met grotere wilde dieren zoals edelhert, damhert, eland, wild zwijn, wolf, lynx, goudjakhals, wasbeer, wasbeerhond, vos, das, bever, otter en wilde kat. Ze bewegen zich vrijelijk door het landschap en zijn vaak een bron van onrust en conflicten tussen voor- en tegenstanders. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar de kosten; potentiële baten raken uit het oog. Toch zouden er wel eens meer voordelen kunnen zijn dan nadelen.

In Nederland en andere landen in Europa wordt beleid rond de toename van wilde grote dieren sterk beïnvloed door deelbelangen. Zo bestaat ter voorkoming van landbouwschade in ons hele land een nulstand-beleid voor wilde zwijnen en edelherten. Deze dieren kunnen zich hier, in tegenstelling tot Duitsland, niet vrij door het landschap bewegen en worden direct afgeschoten. Ook wordt om reden van verkeersveiligheid in Overijssel meer afschot van reeën bepleit. En in Duitsland wil de veeteeltsector decimering van wilde zwijnen ter voorkoming van varkenspest. Nadat in België enkele wilde zwijnen met Afrikaanse varkenspest werden aangetroffen, wordt ook daar gepleit voor afschot van wilde zwijnen. Nederland is daar zelfs al toe overgegaan.

Door onderzoekers is daarentegen aangetoond dat afschot verspreiding van ziekten juist kan bespoedigen. Bejaagde dieren gaan op de vlucht. Ze vestigen zich op plaatsen waar ze eerder niet voorkwamen. Territoria die verstoord worden trekken nieuwe dieren aan. Deze verplaatsingen kunnen de overdracht van ziekten bevorderen. Voorts kunnen kleding, gereedschappen, auto’s en honden van jagers besmet raken waardoor zij ziekten verder verspreiden. Massale afschot van grote wilde dieren betekent ook dat het natuurlijke basismenu van predatoren zoals wolf en lynx wordt weggenomen. Deze dieren worden daardoor genoodzaakt kleinvee op het menu te houden, wat weer een aanleiding kan zijn voor afschot van deze dieren.

Hoe komt het toch dat het bij belangenorganisaties en politici aan deze fundamentele kennis ontbreekt? En nog wel in een tijd waarin men de beschikking heeft over legio communicatie- en informatiekanalen? Selectief gebruik, misinterpretatie of negatie van kennis veroorzaakt onenigheid tussen belangengroepen en gaat ten koste van wederzijds vertrouwen. Groepen nemen onoverbrugbare posities in. Uit de Oost-Duitse ervaring met de terugkeer van de wolf blijkt dat dure voorlichtingscampagnes daar niets meer aan kunnen veranderen.

Om schade en conflicten te voorkomen zijn regionale en grensoverschrijdende overlegorganen nodig. Deze organen zouden kunnen bestaan uit vertegenwoordigers van belangengroepen uit land-, tuin-, bosbouw, veeteelt, faunabeheer, terreinbeheer, verkeersveiligheid, dier- en volksgezondheid, recreatie en toerisme, afkomstig van beide zijden van de grens. Gezamenlijk kan men kennis duiden, beleid afstemmen, alsook overheden en politici van afgewogen adviezen voorzien. Ook kan men tussen belangengroepen bemiddelen en evenwichtige publieksvoorlichting verzorgen. Deze organen dienen dan voortdurend gevoed te worden met de juiste kennis. In een tijd dat emotie en ongenuanceerde opinie via sociale media bedachtzame besluitvorming verder onder druk zetten, is beleidsvorming meer dan ooit gebaat bij een inbreng vanuit de wetenschap. Dat zijn naast ecologie, diergeneeskunde, microbiologie e.d. ook de humane of menswetenschappen, zoals economie, sociologie, psychologie, filosofie en ethiek.

Omdat in ons cultuurlandschap management van wilde dieren vooral neerkomt op management van mensen, bestaat binnen het natuurbeheer een toenemende behoefte aan inbreng vanuit deze menswetenschappen. Met name wanneer het diersoorten betreft die vele mensen aanspreken of angst aanjagen en een groter maatschappelijk conflictpotentieel bezitten omdat ze vee doden, cultuurgewassen vernielen, dijken verzwakken, of ziekten overbrengen. Menswetenschappers kunnen tevens ingezet worden voor de formulering van beleidsadviezen, bemiddeling tussen belangen, verandering van routines en benutting van economische kansen.

Wanneer belangengroepen met elkaar leren te communiceren zal men ontdekken dat samenwerking voor alle partijen voordeel op kan leveren. Zo is overal in Europa steeds minder werkgelegenheid in de landbouw en loopt het platteland leeg. Wilde dieren kunnen hier een uitkomst bieden. De Europese organisatie van landeigenaren (ELO) wijst er op dat biodiversiteit, met name grote wilde dieren, kansen creëren voor duurzame banen op het platteland. Recreatie en ecotoerisme leveren aanvullende inkomsten en genereren banen. Op wildbeleving gerichte educatie en recreatie vraagt om wildexperts en reisleiders. Wildtoerisme stimuleert horeca, transport etc. Ook het bedrijfsleven heeft er baat bij omdat allerlei nieuwe methoden en technieken om wild te beleven en wildschade te beperken nodig zijn.

Talrijke voorbeelden uit meerdere landen in Europa laten zien dat in het wild levende diersoorten voor toerisme kunnen worden benut. Bijvoorbeeld, in het Duitse Wendland en de Lausitz worden georganiseerde wandel- en fietstochten in wolvengebieden aangeboden. Restauranthouders komen daar met zogenaamde wolf-menu’s, waarbij het restaurantbezoek gecombineerd wordt met bijvoorbeeld een literaire lezing over de wolf. Ook in andere landen is wildtoerisme in opkomst. 

Een voor de sport gedode premiewolf (Spanje, 2018).

In Spanje zijn stedelingen bereid flink te betalen om inheemse dieren in het wild te kunnen zien. In dit land, waar wolven nog steeds voor enkele duizenden euro’s per dier geschoten mogen worden, heeft men uitgerekend dat een levende wolf desondanks meer opbrengt dan een dode. Het wordt tijd dat wij uitzoeken of dat ook geldt voor de wilde dieren die in ons landschap terugkeren.


* Alfons Uijtewaal en Margarita Amador zijn medewerkers van Stichting Huize Aarde. Zij hebben studiereizen ondernomen door Oost-Duitsland, waar de wolf enkele decennia geleden de opmars richting West-Europa ondernam, en door Noord-Spanje waar de wolf en andere grote dieren nooit uit het landschap verdwenen. Ook waren zij initiatiefnemers van een Duits-Nederlands Interreg samenwerkingsproject rond de terugkeer van de wolf.